Het is tijd om naar huis te gaan. De kleuters moeten hun jas aantrekken. Éen jongen loopt te dralen. Ik geef hem de opdracht zijn vest aan te trekken. ‘Het is geen vest juf, het is een jas.’ Je bent NT2* juf of je bent het niet. Ik leg uit waarom het een vest is en geen jas, maar dat je een vest wel als een jas kan dragen.
Als ik later weer naar hem kijk heeft hij nog steeds zijn vest niet aan. Ik spoor hem opnieuw aan. ‘ Kom op, doe je jas aan..’ Verongelijkt krijg ik terug: ‘Het is geen jas, het is een vest!’
Een koekje van eigen deeg. Ik kan niks anders dan hem groot gelijk geven terwijl ik hem een aai over zijn bol geef. Met een glimlach van oor tot oor verlaat hij de klas. Missie geslaagd. Een blij kind dat ook nog eens het verschil weet tussen een vest en een jas. -by Bregje
*NT2 Nederlands als tweede taal.